Geschiedenis
Prehistorische vondsten dateren het ontstaan van Drongen in een zeer ver verleden en wijzen op bewoning tijdens de voorhistorische periode. Archeologische opgravingen legden bewijzen bloot dat er ook in de Gallo-Romeinse periode bewoning was.
In 843 werd Drongen (Truncinas) vermeld in een charter van Karel de Kale. Het behoorde dan tot de Pagus Mempiscus, d.w.z. tot het gebied van de Menapiërs.
Toen de heilige Amandus in de Leievallei predikte zou hij te Drongen een abdij gesticht hebben. Aan deze stichting is een sage verbonden rond de Frankische vorst Basinus en zijn blinde dochter Aldegondis. Samen met de heilige Gerolf zijn zij trouwens de drie patroonheiligen van Drongen. De abdij werd in 851 door de Noormannen vernietigd. Zij werd heropgericht en werd in 1134 door Iwein Van Aalst overgedragen aan de norbertijnen of premonstratenzers.
De geschiedenis van Drongen is sterk verbonden met de geschiedenis van deze abdij. De abdij verzorgde ook de parochie Drongen. Abdij en dorp ondergingen dikwijls hetzelfde lot: beiden werden telkens weer door legertroepen geteisterd die het nabije Gent belegerden, aanvielen, verlieten, enz. Vooral tijdens de beeldenstorm had de abdij zeer veel te lijden; de kloostergemeenschap moest lange tijd in zijn refugie te Gent verblijven. Uiteindelijk keerden zij naar Drongen terug in 1698.
Met de Franse Revolutie werd de abdij in 1797 tot nationaal eigendom verklaard. De Witheren werden verjaagd. Enkele gebouwen kwamen in handen van Lieven Bauwens, die er zijn tweede katoenspinnerij in onderbracht.
De erfheerlijkheid Drongen, een van de oudste en belangrijkste van Vlaanderen, hing eerst rechtstreeks af van de graaf van Vlaanderen. Later gingen de vele heerlijkheden die in Drongen ontstonden, afhangen van de kasselrij van de Oudburg van Gent en het markizaat Deinze.
Achtereenvolgens kwam de heerlijkheid onder het beheer van het huis Van Aalst, het huis Van Kortrijk, de families Van Halewijn, De Lannoy, De Cottrel, enz.
De twee laatste heren waren de graven Adriaan Walckiers en Jean-Baptiste D’Hane-Steenhuyse. Deze laatste werd in 1818 de eerste burgemeester van de gemeente Drongen. Het wapenschild van de familie Walckiers werd dat van Drongen.
Tot dan was Drongen zeer geïsoleerd gebleven. Tijdens de korte Hollandse periode (1814-1830) zorgde de aanleg van een nieuwe weg met twee bruggen over de Leie, voor een betere verbinding met Gent. Wanneer die in 1889 ook tolvrij werd, kwamen rijke Gentenaren naar Drongen afgezakt met hun buitenverblijf.
Van 1823 tot 1837 was in de abdijgebouwen een kleurstoffenfabriek gevestigd. Toen kwamen de jezuïeten er hun noviciaat vestigen; het bleef er tot 1968. Tot 2011 bleef het naast bezinningscentrum, ook rusthuis voor bejaarde paters.
Drongen bleef tot het midden van de 20ste eeuw haar landelijk karakter behouden met een gespreide bebouwing van hoeven en kasteeldomeinen.
De aanleg van de spoorlijn Gent-Brugge in 1832 had reeds een lichte toename van de bevolking op gang gebracht. De echte expansie kwam er goed en wel met de aanleg van autosnelweg E5 in 1950, gevolgd door verschillende verkavelingen en woonuitbreidingen en de komst van de industrie.
De oudste vermelding van Baarle (Barle) dagtekent van 820-822. In 841 komt ze voor onder de naam Barloria en in 1025 als Barla. De betekenis van deze naam zou duiden op een naakte barre landstreek nabij een rivier.
Het was eigendom van de Sint-Pietersabdij, en behoorde bestuurlijk en fiscaal behorend tot de Kasselrij van de Oudburg. Het oorspronkelijk dorp strekte zich uit aan weerskanten van de Leie. De kerk van Baarle wordt de eerste maal vermeld in 1025. Bij keizerlijk decreet van 22 januari 1805 werd Baarle als gemeente afgeschaft, het deel rechts van de Leie-oever werd ingelijfd bij Sint-Martens-Latem en het linkerdeel bij Drongen. Kerkelijk gezien bleef het echter een afzonderlijke parochie.
De kerkelijke parochie Baarle wordt in de XIXde eeuw vergroot met de wijken Cromvelde, Noordhout en Baarlevelde, die steeds tot Drongen behoorden, en in 1933 met de wijk Keuze, die eveneens tot Drongen behoorde.
Baarle is lange tijd een plattelandsgemeente gebleven met landbouwgrond en verspreide hoeves.
Na de tweede wereldoorlog werd het dorp heraangelegd met woonuitbreidingen, verkavelingen en industrie. Dat zorgde voor bloei, maar ook voor de teloorgang van het plattelandskarakter van Baarle.
Baarle wordt sinds 1950 door de autosnelweg in twee gesneden en ligt sindsdien aan de afrit 13 tussen Gent en Brugge.