Historische figuren
In dit overzicht van historische ‘Drongenaars’ lees je welke band ze met Drongen hadden en met welk exploot ze zich onvergetelijk hebben gemaakt.
Sint-Gerolf
Merendree 740 – Merendree ca.750
Gerolf of Gerulphus, was de zoon van twee edelen uit Merendree . Volgens de overlevering trok hij naar de Sint-Pieters-abdij te Gent om daar het vormsel te ontvangen van de bisschop van Noyon-Doornik . Nadat hij op de terugweg in het
klooster van Drongen had gebeden, werd hij in het bos ter hoogte van de huidige Varendries gedood door zijn peetoom. Toen zijn bebloede paard alleen naar huis terugkeerde ging zijn familie naar hem op zoek en vond hem dodelijk gekwetst onder een boom. De stervende jongen zou zijn vader gevraagd hebben om bijgezet te worden in het klooster van Drongen, en om zijn landerijen en zijn paard aan de Drongense geestelijken te schenken. De vader ging echter niet op zijn laatste wensen in en liet de jeugdige martelaar begraven in de Sint-Radegondiskerk te Merendree. Weldra vonden hier tal van miraculeuze genezingen plaats en kwamen pelgrims toegestroomd. In 915 werden zijn stoffelijke resten naar Drongen overgebracht, waar ze tot op vandaag bewaard worden. Zijn grafkelder is nog te vinden in de Sint-Radegondiskerk te Merendree.
De feestdag van Sint-Gerolf is op 21september (25 september in Gent). De heilige wordt aangeroepen tegen de koorts.
In 1604 werd in de Sint-Gerolfstraat een kapel opgericht ter ere van de heilige, op de plaats waar vermoed werd dat Gerolf werd vermoord. In de 18e eeuw kwam er een nieuwe kapel. In 1948 werd ook deze, ter gelegenheid van de 1200-jarige herdenking herbouwd. Jaarlijks wordt hier tijdens het Sint-Gerulphusfeest een mis opgedragen met muzikale begeleiding van de plaatselijke fanfare De Zwanenzonen. Sint-Gerolf is tot vandaag de geliefkoosde patroonheilige van veel afdelingen van katholieke jeugdbewegingen, vooral de Chiro en de KSA.
Meer informatie over deze figuur is te vinden in ons jaarboek 2000 op blz 65 – 69.
Adolf Petit
Gent,22 mei 1822 – Drongen, 20 mei 1914
Kleermakerszoon Adolf Petit groeide op in een Gentse volkswijk. Hij verloor op zeer jonge leeftijd zijn moeder. Ondanks zijn bescheiden komaf werd hij in 1836 toegelaten tot het Gentse Sint-Barabaracollege. In 1842 trad hij in bij de Jezuïeten in Drongen en in 1855 werd hij priester gewijd. Na een aantal lesopdrachten in Brussel en Namen keerde hij in 1865 definitief naar Drongen terug.
Vanaf 1886 legde hij zich voornamelijk toe op de organisatie van retraites, vooral in het retraitehuis te Drongen. Zusters en broeders, priesters en leken kwamen zo met hem in contact en er ontwikkelde zich een netwerk van invloedrijke personen aan wie hij raad en bijstand verleende. Zijn innemende persoonlijkheid en buitengewone eenvoud maakten hem bijzonder populair.
Armen en noodlijdenden waren bij hem altijd welkom. Hij stond ondermeer aan de wieg van l’Oeuvre du Calvaire, een Brusselse organisatie die zich toelegde op de hulpverlening aan ongeneeslijke zieken die aan hun lot waren overgelaten.
Aanvankelijk werd pater Petit begraven op de toenmalige begraafplaats, naast de pastorie. Na zijn dood kwam een devotiebeweging op gang van zijn dankbare oud-retraitanten en zijn medebroeders.
Zijn ’heiligenleven’ werd in verschillende biografieën beschreven. In 1937 werd een procedure voor zaligverklaring aangevat en werd hij ‘Dienaar Gods’. Toen zijn kist in 1938 werd geopend trof men er zijn bruin geworden maar intact lichaam aan.
Dat werd als een teken van heiligheid beschouwd. Op 15 december 1966 werd Petit uitgeroepen tot ‘Eerbiedwaardige Dienaar Gods’ of ‘Venerabilis Servus Dei’, eerste stap naar de zaligverklaring. Met de jaren viel de devotie stil. Het zaligverklaringsproces werd in 1992 gestopt.
In 1937 werd op de gronden van de Oude Abdi j een k a pel gebouwd, gewijd aan de hei l ige Jozef. Het stoffelijk overschot van pater Petit werd er plechtig naar overgebracht, in het bijzijn van de bisschop van Gent.
Meer informatie over deze figuur is te vinden in ons jaarboek 1982 op blz 39.
Alfons Byn
1866 – Gent, 10 september 1917
Schrijnwerker Adolf Byn baatte in de Dorpstraat in Drongen (nu Oude Abdijstraat 36) de herberg ‘Het Boldershof’ uit.
Tijdens WO I was hij informant voor een spionagenetwerk. Hij hield zich bezig met het verzamelenen doorspelen van informatie over de treintrafieken op de lijn naar Brugge. Een spoorlijn die door de Duitsers werd ingezet voor de ravitaillering en de aanvoer van troepen. Volgens J. Van der Fraenen in zijn boek ‘Voor den kop geschoten’ viel Byn in de handen van de Duitsers door een samenloop van omstandigheden.
Byn behoorde tot een van de drie spionagenetwerken die in het Gentse actief waren. Door liefdesperikelen tussen informanten van een van die groepen werden enkele mannen verklikt bij de Duitsers. Als gevolg daarvan viel het hele netwerk als een kaartenhuisje in mekaar en werden ook de twee andere groepen in haar val meegesleept. Uiteindelijk werden veertien leden van deze netwerken, waaronder Alfons Byn, in september 1917 terechtgesteld in Gent. Een gedenksteen tegenover zijn woonhuis in de Oude Abdijstraat 36 herinnert aan deze gebeurtenis.
Samen met Alfons Byn, werd ook wegenwerker Gustaaf Braeckman uit Baarle op 10/09/1917 gefusil leerd op de schietbaan (huidig Oord der Gefusilleerden) aan de Offerlaan in Gent. Hij werd op 4 mei 1919 met militaire eer begraven op de toenmalige gemeentelijke begraafplaats te Drongen en later overgebracht naar de huidige begraafplaats aan de Mariakerksesteenweg.
Meer informatie over deze figuur is te vinden in ons jaarboek 1982 op blz 40.
In 2009 bedachten WOCK en jeugdauteur Daniel Billiet ‘VDKG’ (Voor Den Kop Geschotenen), een concept om helden van WOI, o.a. via het internet, een tweede leven te geven. In dat kader maakten zij een film over de 52 mensen die van spionage verdacht werden en hiervoor ter dood veroordeeld zijn. (nog niet gevonden, je mag altijd een tip geven!)
Karel De Bondt
Evergem, 22 augustus 1888 – Drongen, 2 oktober 1973
De familie De Bondt was afkomstig uit Sint-Niklaas. Vader was een decoratieschilder die zich als zelfstandig decorateur gevestigd had in Evergem. In
1891 verhuisde de familie naar Gent waar een ruimer atelier gevonden was in Ramen. Na zijn middelbare studies aan het Gentse Sint-Amanduscollege kreeg Karel De Bondt een opleiding plastische kunsten aan de Academie voor Schone Kunsten. Hij studeerde er af met de eerste prijs voor tekenen en schilderkunst en het diploma van architect. Een van zijn eerste grote opdrachten was een schilderij voor de grote ingangshal van de wereldtentoonstelling 1913 in Gent.
Uit zijn huwelijk met de Gentse violiste Augusta Hanssens kwamen vier kinderen voort. Hilda, het jongste, verwierf bekendheid als orgelvirtuoze. Het gezin woonde gedurende 40 jaar in een hoevetje aan de Leie in Afsnee. Het maakt nu deel uit van het restaurant Nenuphar.
Karel De Bondt nam deel aan talrijke tentoonstellingen in binnen- en buitenland (Parijs, Genève, Amsterdam).Hij staat bekend als Leieschilder, maar naast zijn vele Leiezichten schilderde hij ook portretten, paarden, allegorisch en religieus werk.
Zo schilderde hij een kruisweg met minder staties dan de gebruikelijke, omdat hij het niet nodig vond Jezus meerdere malen te laten vallen. Zijn werk leunt aan bij het impressionisme en zelfs het luminisme.
Minder bekend, maar niet minder belangrijk is zijn werk als architect. Zo leverde hij o.m. het ontwerp voor de Paxpoort in Diksmuide die werd opgebouwd met het puin van de vernielde eerste Ijzertoren.
Karel De Bondt woonde de laatste jaren van zijn leven in de Varendrieskouter in Drongen. Hij vond zijn laatste rustplaats dicht bij de Leieoever op de begraafplaats van Afsnee.
Ernest Solvyns
Antwerpen, 4 december 1824 – Gent, 19 november 1885
Deze doctor in de rechten werkte een tijdlang als advocaat in Brussel. Later kwam hij zich als textielfabrikant vestigen in Gent. In 1849 huwde hij met Sylvia Martens, dochter van een Gentse schepen. Het paar kreeg kinderen en kwam naar Drongen waar ze het kasteel van Keuze aan de huidige Solvynsdreef betrokken.
Hij engageerde zich in het katholiek organisatiewezen, vooral toegespitst op weldadigheid. Zo was hij actief in het Sint-Vincentiusgenootschap, een katholieke organisatie die welzijnswerk en onderwijs verschafte aan lagere klassen.
Na het overlijden van zijn vrouw op jonge leeftijd, nam zijn schoonmoeder Regina de Meersman de zorg voor zijn zes kinderen op zich. Uit dankbaarheid vervulde hij haar laatste wens: in Drongen een opvangtehuis voor ouderen en armen bouwen. Hij liet het bejaardentehuis Sint-Regina bouwen met aangrenzend een hospitaal in de pastorij. In ruil liet hij een nieuwe pastorij bouwen naast de kerk. Later financierde hij ook de restauratie van de Sint-Martinuskerk.
Vanuit zijn katholieke overtuiging raakte Ernest Solvyns betrokken in het politieke leven. De Gentse krant ‘Le Bien Public’ waarvan hij medestichter was, werd de spreekbuis van het Belgische Ultramontanisme. Bij de parlementsverkiezingen van 1852 kwam hij in de provincieraad terecht. Als gedeputeerde speelde hij er een belangrijke rol in belangrijke beleidsdomeinen zoals onderwijs. Hij zetelde in de Drongense gemeenteraad van 1860 tot 1866 en van 1872 tot zijn dood in 1885. Van 1870 tot 1885 was hij senator voor het arrondissement Roeselare. Meer informatie over deze figuur is te vinden in ons jaarboek 1996 op blz 131-150.
Adriaan Walckiers
Geraardsbergen, 1721 – Brussel, 10 mei 1799
Adriaan Walckiers (Adrien Ange de Walckiers) stamde uit een Ninoofse adelijke familie. In 1753 kocht hij de heerlijkheid Drongen, een van de oudste en belangrijkste heerlijkheden van Vlaanderen, die nog aan de Graaf van Vlaanderen had toebehoord. Hij huwde met Dieudonnée de Nettine. Zij was afkomstig uit een Hollandse bankiersfamilie die met de Banque De Nettinne zowat het monopolie had over de verhandeling van de staatsgelden van de Oostenrijkse Nederlanden. Daardoor kon de Walckiers zijn carrière in Oostenrijkse dienst uitbouwen. Hij werd achtereenvolgens Grootbaljuw van Dendermonde, Raadsheer van de Raad van State en beheerder van de koninklijke Lotto.
Nadat hij de leiding van de Banque De Nettine had overgenomen, ging het hem financieel steeds meer voor de wind. Hij breidde zijn grondeigendommen verder uit met de heerlijkheden Evere en Sint-Amands.
Het gezin Walckiers woonde in Brussel. Zij namen hun intrek in het weelderige ‘Hotel de Walckiers ’ in de Brabantstraat (nu Wetstraat). Vandaag is in dat gebouw het Ministerie van Financiën gevestigd. Het koppel kreeg vijf kinderen. De oudste zoon Edouard ontpopte zich als een waardige en bekwame opvolger. Naast gefortuneerd bankier, kunstenaar en mecenas speelde hij een belangrijke rol in de opstand van de Zuidelijke Nederlanden tegen het Oostenrijks bewind (Brabantse Omwenteling).
Adriaan Walckiers werd in 1786 door Jozef II in de
adelstand verheven tot Burggraaf. Datzelfde jaar
verkocht hij de heerlijkheid Drongen aan Jean-Baptiste d’Hane die later, na de afschaffing van de heerlijkheden, burgemeester van de gemeente Drongen werd. Ook aan hem is in Drongen een straatnaam gewijd.
Meer informatie over deze figuur is te vinden in ons jaarboek 2006 op blz 58-69.
Jean Fobe
Gent, 3 januari 1925 – Celles (Tournai) 3 september 1944
Jean was de oudste van tien kinderen van Jules Fobe, notaris te Gent die een buitenverblijf had naast de kapel van Luchteren. Hij deed zijn humaniorastudies aan het Sint-Amandusinstituut in Gent. Als goede student was hij van plan om in het seminarie te treden.
Jean Fobe was in 1943 de oprichter en bezieler van een scoutsgroep in Luchteren.
Om te ontsnappen aan de opeising als werkwillige, ging hij zich tijdens de Tweede Wereldoorlog verschuilen bij zijn neef in de hoeve Moyart te Celles, nabij Doornik. Hij sloot zich daar aan bij een groep weerstanders die in de streek actief waren. Gedurende vier maanden maakte hij er zich verdienstelijk als gewapende weerstander in het Geheim Belgisch Leger – Groep 37. Nadat hij met zijn groep op 3 september 1944 – de dag van de bevrijding – drie vijanden gevangen had genomen, werden zij zelf verrast door een terugtrekkende Duitse colonne. Hij werd gevangen genomen, ter plaatse afgemaakt met een nekschot en in een sloot geworpen.
Jean Fobe werd begraven op het kerkhof van Celles. Zijn ouders hebben nadien het stuk grond gekocht waarop hij gestorven is en hebben er een monument laten oprichten.
In 1946-1947 schonken de ouders ter nagedachtenis van hun zoon een dubbel glasraam aan de kapel van Luchteren.
Meer informatie over deze figuur is te vinden in ons jaarboek 1985 op blz. 54.
Antoon Catrie
Ronsele, 26 januari 1924 – Gent, 5 juni 1977
Antoon Catrie woonde en werkte in Huize Voghelensanck aan de Kerkstraat 68 (nu Antoon Catriestraat) en was één van de ‘huisschilders’ van het Latems Museum voor Moderne Kunsten. Hij kreeg zijn opleiding aan het Sint-Lucasinstituut te Gent. Tussen 1947 en 1971 werkte hij aan het Gents Kunstatelier voor Kerkelijke Kunst en werd er in 1965 artistiek directeur. Zijn figuren en portretten refereren naar de Byzantijnse kunst. Hij verwierf vooral bekendheid met zijn grote muurschilderingen en glas-in-betonramen. Zijn geliefde techniek werd het tempera-ophout (waterverf vermengd met eiwit, gom en lijm). Hij exposeerde zowel in binnen- als in buitenland (Tel-Aviv, Parijs).
Antoon Catrie was een onverbeterlijke levensgenieter. Ondanks zijn slepende ziekte zorgde hij steeds voor de vrolijke noot onder de ‘Vrienden van het Latems Museum’. Hij overleed op het hoogtepunt van zijn artistieke carrière. Zijn weduwe en enkele vrienden richtten de ‘Antoon Catriestichting’ op. Deze vereniging organiseerde jaarlijks een wedstrijd voor schilderkunst en verleende steun aan jonge Vlaamse kunstschilders. In 1978 werd in de Oude Abdij van Drongen een grote retrospectieve ‘Antoon Catrie’ georganiseerd. Antoon Catrie werd begraven op de gemeentelijke begraafplaats van Drongen.
Meer informatie over deze figuur is te vinden in ons jaarboek 1982 op blz 41 en 1988 op blz. 99.
Zeger van Kortrijk
– 1337
Zeger II van Kortrijk, ook Zeger II van Drongen genoemd was kastelein (heer) van Drongen. Hij zou een slot bezeten hebben op de plaats waar nu het torentje staat achter het kasteeltje Andremont in de Veerstraat. Door zijn huwelijk met Oda van Melle werd hij ook heer van Melle. Het wapen van Zeger van Kortrijk is sinds 1980 het wapen van de gemeente Melle geworden.
Als vertrouweling van Gewijde van Dampierre maakte hij in 1300 deel uit van een groep edelen die de graaf vergezelde naar de Koning van Frankrijk in Parijs.
In 1337 zou Zeger van Kortrijk in zijn contacten met de gezanten van Edward III teveel de kaart van Gent getrokken hebben. Hij werd daarom op bevel van de Graaf van Vlaanderen aangehouden, gevangen gezet en onthoofd in het gravenkasteel van Rupelmonde. Op zijn verzoek werd hij begraven in de O.L.V.-kapel van de nu verdwenen kerk van de abdij van Drongen. Hij was een groot weldoener van deze abdij die hij rijkelijk begiftigde.
Zijn graf werd in 1566 door de beeldenstorm verwoest en verdween onder het puin van de afgebroken kerk. Bij archeologische opgravingen tussen 1969 en 1976 werd het graf gelocaliseerd en werd in de beschilderde grafkelder een skelet gevonden dat aan Zeger van Kortrijk wordt toegeschreven. Dit skelet wordt bewaard in de heemkundige kring van Drongen.
Meer informatie over deze figuur is te vinden in ons jaarboek 1989 op blz 28-30.
Joannes Schinck
Kalken, 15 april 1872 – Kalken, 19 september 1967
Pieter Joannes Schinck was afkomstig uit een landbouwersgezin uit Kalken. Toen hij in Luchteren als proost werd aangesteld had hij al een bewogen leven achter de rug. Als boerenknechtje kreeg hij op zijn eentje Frans, Latijn en Grieks onder de knie. Hij was leerling van de melkerij- en landbouwschool in Borsbeke en bracht het tot directeur van de eerste melkerij in zijn geboortedorp.
In 1902 trad hij in bij de Franciscanen in Sint-Truiden. Zeven jaar later werd hij tot priester gewijd. Tot 1914 was hij predikant in West-Vlaanderen en Frans-Vlaanderen.
Tijdens de eerste wereldoorlog werd hij brancardier en aalmoezenier bij het Belgisch leger. Vanaf 1921 werd hij achtereenvolgens parochiepriester in Haasdonk en in Outer.
In 1931 werd Joannes Schinck aangesteld in Drongen-Luchteren als proost van het klooster. Deze kloostergemeenschap is inmiddels verdwenen. Hij leefde erg sober en gaf veel weg. Hij had een uitgesproken voorkeur voor zieke en oude mensen. Daardoor was hij erg geliefd in zijn parochie.
Bij het binnenvallen van de Duitsers in 1940 trok priester Schinck elke zondag op de preekstoel van leer tegen Hitler en de Duitsers. Uit schrik bleven sommige gelovigen daardoor weg uit de kerk, maar vele andere uit de naburige parochies kwamen graag en gretig luisteren. Zijn populariteit bracht hem in maart 1943 in de gevangenis. Hij werd veroordeeld tot één jaar dwangarbeid.
Bij zijn terugkeer in maart 1944 waren de kapel, pastorij en klooster gedeeltelijk vernield door een V1-bom. Reeds de 70 voorbij en totaal verzwakt vroeg hij ontslag en keerde voorgoed naar Kalken terug. Hij overleed er op zijn 95 ste.
Joannes Schinck met Marie-Claire Waterloos, gewapend weerstander tijdens WO II en eveneens politiek gevangene. Ze worden in 1945 gehuldigd in Luchteren.
Meer informatie over deze figuur is te vinden in ons jaarboek 1993 op blz. 69-78.
Jozef Boddaert
Drongen, 19 januari 1793 – Gent, 15 november 1866
Jozef Livinus Boddaert werd in Drongen geboren en behoorde tot een uitzonderlijk begaafde en gefortuneerde familie. Nadat hij zijn diploma behaalde als Doctor Medicinea zette hij een particuliere praktijk op en studeerde verder. In 1818 werd hij de eerste doctor in de geneeskunde aan de rijksuniversiteit van Gent. Hij promoveerde op een doctoraatsthesis over hepatitis (Hépatide).
In 1828 werd Jozef Boddaert co-directeur van de eerste provinciale kraaminrichting. Ze telde 12 bedden en voorzag logies voor vroedvrouwen. Naast zijn onderricht aan de aspirant-vroedvrouwen behandelde hij er zwangere vrouwen en moest moeilijke bevallingen tot een goed einde brengen. Hij schreef een belangrijk traktaat over het gebruik van de verlostang en de obstetrische hefboom die sindsdien de ‘Vlaamse hefboom’ wordt genoemd.
Dokter Boddaert was actief betrokken in de bestrijding van de koepokken en de cholera. Daarnaast was hij preparator voor de cursus anatomie en hoofdgeneesheer aan de Bijloke.
Vermits hij geen deel uitmaakte van het academisch corps, werd hij stilaan door universitair personeel vervangen. Als dank voor bewezen diensten kreeg hij de titel van eregeneesheer. Tot aan zijn overlijden is hij blijven werken zowel in zijn eigen praktijk als in het Bijloke hospitaal.
Hij trouwde pas op zijn veertigste en kreeg vijf kinderen. Zijn zonen Richard en Gustave, eveneens medici, maakten later carrière als professor aan de RUG. Jozef Boddaert overleed in 1866 in zijn huis op de Oude Ajuinlei in Gent.
Meer informatie over deze figuur is te vinden in ons jaarboek 1993 op blz. 56-86.
Domien Ingels
Gent, 23 juli 1881 – Bachte-Maria-Leerne 1946
Ingels werd geboren in de Gentse volksbuurt de Brugse Poort. Hij verbleef en werkte vanaf 1913 in Drongen. Hij kreeg zijn artistieke opleiding in de ateliers van Domien Van den Bossche, Hypolyte Leroy, Louis Tijtgadt en Jean Delvin. Vanaf 1900 was hij leraar tekenen en beeldhouwkunst aan de Gentse academie. Als zoon van een slager was hij goed vertrouwd met de anatomie van vele dieren. Hij was dan ook bij uitstek een dierenschilder, met sterke voorkeur voor werkende paarden en windhonden. Hij bestudeerde ook wilde dieren in het circus. Zijn olifantenbeelden tonen een heroisch expressionisme en zijn representatief voor zijn exuberante levensstijl. Samen met grootmeester Constant Permeke had hij een atelier in het Gentse Sint-Elisabethbegijnhof.
Aanvankelijk liet hij een huis met atelier bouwen in de toenmalige Statiestraat (nu Drongenstationstraat 16). Het merkwaardige huis was ontworpen door architect Oscar Van Voorde. De versiering boven de ingangsdeur, twee pauwen voorstellend, was van zijn hand. Later liet hij een alleenstaande woning bouwen in de huidige Domien Ingelsstraat. De zonnewijzer op de voorgevel en de windhond met drinkbak voor het huis, zijn het werk van de meester.
Domien Ingels was getrouwd met schilderes Marie-Louise Pauwaert. Ook zijn dochter Rosa beoefende de schilderkunst. Hij overleed door een verkeersongeval in Bachte-Maria-Leerne op 16/11/1946 en werd in Drongen begraven.
Domien Ingels liet een grote artistieke erfenis na in Gent en Drongen. Zo zijn ondermeer van zijn hand:
– het Ros Beiaard gemaakt voor de wereldtentoonstelling van 1913 op het De Smet-De Nayerplein in Gent;
– het monument Koning Albert in het Gentse Zuidpark ;
– het bronzen bas-reliëf van het oorlogsmonument in Drongen .
Enkele van zijn dierenbeelden zijn te bewonderen in de Kunstgaanderij van De Campagne en in het Museum van Deinze en de Leiestreek.